Artikelen 41, 162 en 170§4 van de gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994.
Het decreet over het lokaal bestuur en wijzigingen, specifiek de artikelen 40, 286, 287 en 288.
Het Bestuursdecreet van 7 december 2018 en wijzigingen.
Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Het wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019.
De gecoördineerde omzendbrief gemeentefiscaliteit KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019.
Het besluit van de gemeenteraad van 17 december 2019 betreffende de algemene milieubelasting.
De financiële toestand van de gemeente.
Het huidige belastingreglement met betrekking tot de algemene milieubelasting eindigt op 31 december 2025.
De gemeente Oud-Heverlee streeft naar een duurzame leefomgeving waarin de milieukwaliteit wordt beschermd en verbeterd ten voordele van de huidige en toekomstige generaties. Zo wordt bij voorbeeld geïnvesteerd in energie-efficiëntie, afvalpreventie, vergroening van de openbare ruimte, duurzaam vervoer,...
Tevens is een nette, groene en goed onderhouden openbare ruimte belangrijk voor het welzijn van de inwoners. Het onderhoud van plantsoenen, groenvoorzieningen, wegen, wegbermen, grachten en andere delen van het van het openbaar domein brengt aanzienlijke kosten met zich mee.
Tegen deze achtergrond acht het gemeentebestuur het gerechtvaardigd om de algemene milieubelasting, die reeds van toepassing was voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 verder te zetten voor de periode 2026 - 2031. Het gemeentebestuur kiest bewust voor hetzelfde tarief dat van toepassing was voor de periode 2020-2025, wat zeer gematigd is, met respect voor de draagkracht van haar inwoners.
De algemene milieubelasting beoogt:
Een gezond en evenwichtig financieel beleid mogelijk te maken, waarmee de gemeente haar wettelijke en maatschappelijke opdracht blijvend kan opnemen;
De kosten van gemeentelijke dienstverlening met betrekking tot het onderhoud van de openbare ruimte en het verbeteren van de leefomgeving evenwichtig te spreiden over de gehele bevolking, waarbij iedere belastingplichtige solidair bijdraagt aan het collectieve aanbod waarvan iedereen profiteert;
Alternatieve lastenverhogingen of besparingen op dienstverlening te vermijden, wat negatieve gevolgen zou hebben voor de leefkwaliteit in de gemeente.
De invoering van deze belasting kadert binnen een visie van fiscale rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid. Tegelijk is dit een noodzakelijke maatregel om de huidige en toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden en de dienstverlening op peil te houden.
De ontvangsten worden voorzien in het meerjarenplan 2026-2031, onder actie AC000077 (belastingen worden efficiënt beheerd en doelmatig geïnd), op AR 7332100.
Amendement ingediend door SAMEN
De milieubelasting is een forfaitaire belasting. Ze treft een huishouden met twee bescheiden inkomens even hard als een huishouden van twee bedrijfsleiders. Bovendien zorgt ze voor een extra administratieve belasting voor de gemeentelijke diensten.
Artikel 1: De gemeenteraad schaft de milieubelasting af.
Artikel 2: Indien de autofinancieringsmarge in het meerjarenplan hierdoor negatief zou worden, krijgt de gemeenteraadscommissie financiën de opdracht om te onderzoeken hoe deze impact best ondervangen kan worden en de nodige scenario's ter zake uit te werken.
Stemming amendement:
Voor:
Samen (Mattias Bouckaert, Jos Rutten, Adinda Claessen, Hanna Van Steenkiste)
Red Oud-Heverlee (Alexander Binon, Jean-Louis Vertongen, Bart Ponsaerts)
Annick Minnoye
Tegen:
Club CD&V (Bart Clerckx, Katrien Timmermans, Kris Debruyne, Arnout Arts)
Pro OH (Patrice Lemaitre, Tom Teck, Fien Gilias, Jenna Auwerx)
N-VA (Francis Van Biesbroeck, Tine Eerlingen, Maggy Steeno, Marc Binon)
Het amendement wordt niet goedgekeurd.
Artikel 1: Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een jaarlijkse algemene milieubelasting geheven.
Artikel 2: De algemene milieubelasting is verschuldigd door:
1. Ieder gezin waarvan de referentiepersoon overeenkomstig zijn inschrijving in het rijksregister, op 1 januari van het aanslagjaar zijn hoofdverblijfplaats heeft in de gemeente Oud-Heverlee.
Onder 'gezin' wordt verstaan:
- een natuurlijk persoon die gewoonlijk alleen leeft.
- een vereniging van twee of meer personen die, al dan niet door familiebanden gebonden, gewoonlijk eenzelfde woning of woongelegenheid betrekken en er verblijven.
2. De natuurlijke personen, de verenigingen en rechtspersonen die op 1 januari van het aanslagjaar , als hoofd- en/of bijkomende activiteit op het grondgebied van de gemeente Oud-Heverlee.
- een nijverheids-, landbouw-, veeteelt-, tuinbouw of handelsbedrijf exploiteren;
- een vrij beroep of zelfstandige commerciële, industriële of dienstverlenende activiteit uitoefenen.
Indien op hetzelfde adres tezelfdertijd het eigenlijke gezin van hoger vermelde belastingplichtige gehuisvest is, is deze belasting enkel verschuldigd uit hoofde van artikel 2.1 van dit reglement.
3. De gebruiker van een tweede verblijf dat opgenomen is in het belastingkohier voor de tweede verblijven.
Artikel 3: De belasting wordt vastgesteld op:
- 25,00 euro voor een gezin, bestaande uit één persoon.
- 50,00 euro voor een gezin bestaande uit twee of meerdere personen.
- 50,00 euro voor de natuurlijke- en rechtspersonen die op 1 januari van het aanslagjaar , als hoofd- en/of bijkomende activiteit op het grondgebied van de gemeente Oud-Heverlee, een nijverheids-, landbouw-, veeteelt-, tuinbouw of handelsbedrijf exploiteren of een vrij beroep of zelfstandige commerciële, industriële of dienstverlenende activiteit uitoefenen.
- 40,00 euro voor de gebruiker van een tweede verblijf , die niet ingeschreven is in het bevolkingsregister van de gemeente Oud-Heverlee op het belastbaar adres van het tweede verblijf en opgenomen is in het belastingkohier voor de tweede verblijven.
Artikel 4: Teneinde dubbele belasting te voorkomen is de algemene milieubelasting niet verschuldigd voor de woning of woongelegenheid die deel uitmaakt van het complex op basis waarvan de belasting onder artikel 2.2. verschuldigd is.
Artikel 5: Vrijstellingen.
- De natuurlijke persoon die op 1 januari van het aanslagjaar in een bejaardeninstelling verblijft, mits voorlegging van een attest
- Bewoners van een lokaal opvanginitiatief (LOI), beheerd door het OCMW.
- Publiekrechtelijke instanties en verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, met uitzondering van deze die een winstoogmerk nastreven. De vrijstelling geldt niet voor gedeelten van gebouwen, betrokken door de aangestelden van voornoemde instellingen voor hun persoonlijk gebruik.
- De openbare erediensten. De vrijstelling geldt niet voor gedeelten van gebouwen, betrokken door de aangestelden van voornoemde instellingen voor hun persoonlijk gebruik.
- Onderwijsinstellingen gesubsidieerd door de openbare besturen. De vrijstelling geldt niet voor gedeelten van gebouwen, betrokken door de aangestelden van voornoemde instellingen voor hun persoonlijk gebruik.
- De collectieve gezinnen, waarvan de leden volgens het rijksregister aangeduid staan als lid van een gemeenschap (kloostergemeenschap, militairen in een kazerne, verzorgingsinstellingen voor bejaarden/anders-validen...)
Artikel 6: De belasting is ondeelbaar en in zijn geheel verschuldigd op basis van de toestand zoals die zich voordoet op 1 januari van het aanslagjaar.
Artikel 7: De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 8: De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan een bezwaarschrift indienen tegen een aanslag, een belastingverhoging of een administratieve geldboete bij het college van burgemeester en schepenen overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. Het bezwaarschrift wordt op straffe van verval ingediend binnen drie maanden vanaf de datum waarop de belastingplichtige het aanslagbiljet heeft ontvangen. Het aanslagbiljet wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 9: De vestiging, invordering en de geschillenprocedure gebeuren volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 (en latere wijzigingen) betreffende de vestiging, invordering en geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.